Shushu ging midden in de mondi op haar gat zitten en mekkerde. Ze mekkerde voor het eerst in haar leven. Af en toe keek ze achterom, maar het hek van de koraal in de verre verte was en bleef dicht. Shushu probeerde allerlei soorten gemekker. Verontwaardigde hoge tonen, een hartverscheurende klaagzang, een woedende lithanie en uiteindelijk snikkend met tussenpozen want ze had er de hik van gekregen.
‘Kan ik iets voor je doen?’ klonk het vriendelijk.
Shushu schrok op en keek om zich heen, op zoek naar degene die daar sprak.
‘Hier, bij je voorpoten.’
Een blauwe hagedis met een halve staart keek haar met belangstelling aan.
‘Aangenaam, de naam is Sir Raylison Germaikel Blòbleu’.
Deze ontmoeting is het begin van een avontuur dat zich volledig afspeelt op de vlakte van Hato, San Pedro. Een klein weesgeitje met een maanoog en een hagedis met een halve staart trekken er samen op uit en ontdekken dat de waterbron van San Pedro bijna opgedroogd is. Onderweg leert Shushu alles wat een klein geitje van een hagedis kan leren en wat ze niet van een hagedis zou moeten leren. En ze ontdekt dat Sir Raylison helemaal niet zo alleen is als hij denkt.