Beste Koning, hierbij stuur ik u mijn zoon
Ach, Hoogheid, sta me toe om u een bericht te sturen vanuit Curaçao. U weet wel een van de kleine landjes ook behorend tot het Koninkrijk. Het ligt vlak boven Venezuela. Een paar jaar geleden was u daar nog op bezoek en werd u door de plaatselijke dictator op uw volkslied getrakteerd. Uw Spaans was niet zo denderend maar ach, het was aandoenlijk. Een kaasschaaf deed u hem cadeau. Wist u dat er inmiddels geen kaas meer te krijgen is in Venezuela? En dat wij hier nu te maken hebben met mensen die toch graag eten en daarom wegvluchten van hun land?
Maar goed, dat ter zijde. U heeft uw handen vol aan uw eigen vluchtelingen. Ik schrijf u om iets anders. Ik wil een beroep op u doen zoals een landgenote dat precies veertig jaar geleden ook deed. Zij schreef er een heel boek over en richtte dat aan uw grootmoeder Juliana, die in die tijd de koningin van ons Koninkrijk was. ‘Lieve Koningin, hierbij stuur ik u mijn dochter’, heette het. De schrijfster ervan, Sonia Garmers, heeft het haar ooit hoogstpersoonlijk aan mogen bieden. Zoveel vraag ik echter niet. Ik zou niet durven. Bovendien is dit geen boek maar een column. Ik kan alleen maar hopen dat u hem leest. In het belang van mijn zoon natuurlijk. Die binnenkort naar het killere deel van ons Koninkrijk zal vertrekken. En net als Sonia Garmers dat in 1976 deed toen haar kind naar Nederland vertrok, maak ik me hier toch wat zorgen om. U bent zelf ook vader, u weet vast wel wat ik bedoel. Dus laat me u een en ander vertellen over mijn zoon die binnenkort uw kant op komt.
Mijn zoon is een mooie jongen. Hij heeft donkere krullen en lichte ogen. Lang is hij ook. Goed gebouwd, zonder mankementen. Maar liefst vier talen spreekt hij. Papiamentu uiteraard, Engels, Nederlands en hij beheerst een aardig mondje Spaans. Verder is hij erg sociaal en heeft hij bij mijn weten nog geen strafblad. Autorijden kan hij ook. Daar beginnen we hier meteen aan zodra ze 18 zijn. Anders blijven we taxi chauffeur spelen. Zijn fietscapaciteiten zijn om die reden ook wat minder goed ontwikkeld. Maar hij leert snel, dus ik denk dat hij dat bij jullie wel oppikt. Met vallen en opstaan, zeggen we toch?
Mijn zoon is geboren in Nederland maar groeide op in Curaçao. Hij is dus geen Nederlandse Nederlander, geen Curaçaose Curaçaoënaar en ook geen Antilliaan. Antillianen bestaan overigens helemaal niet. Sinds 2010 bestaat ons Koninkrijk uit vier landen: Sint Maarten, Curaçao, Nederland en Aruba. Het zou toch fijn zijn wanneer de mensen in Nederland dat eindelijk eens begrijpen. En het beestje bij de juiste naam noemen.
Mijn zoon zelf zegt dat hij een geïmporteerde Curaçaoënaar is. En wat hij dan straks wordt…? U voelt hem hopelijk al. De identiteitscrisis ligt om de hoek. En net dat gegeven, zo heb ik vernomen, is in Nederland een toenemende zorg omdat een identiteitscrisis tot radicalisering kan leiden. Ik vraag u dus om een beetje voorzichtig met hem te zijn. U hoeft zich geen zorgen te maken over zijn vrienden hoor. Hij is eraan gewend om te gaan met iedereen. U hoeft me dus niet te bellen wanneer u hem in de stad ziet hangen met jongens met hoodies of meisjes met een hoofddoek op.
Nee, ik maak me er meer zorgen over dat hij dat omgaan met iedereen in Nederland een beetje kwijt kan raken. Het is zo’n mooie eigenschap. Maar als de PVV binnenkort in uw land gaat regeren dan wordt het er allemaal niet leuker op. Dan moeten mensen standpunten innemen tegen elkaar in plaats van dat zij samenwerken aan de groei van hetzelfde land waar zij wonen. Jongens en meisjes zoals mijn zoon zouden daarin zelfs een belangrijke verbroederende rol kunnen spelen. Dat is als ze in Nederland mogen blijven wie zij zijn. Het zijn namelijk heel bijzondere kinderen. Waarom? Dat zal ik u vertellen.