column | Even stilstaan … onderweg

“Er is nog iets dat ik met je wil doen”, zeg ik .“Wat dan, mam?”
“Ik wil voordat je gaat, samen met jou de doos door.”
Mijn oudste zoon knikt en zegt zachtjes: “Is goed, mam.”

“Er is nog iets dat ik met je wil doen”, zeg ik
“Wat dan, mam?”
“Ik wil voordat je gaat, samen met jou de doos door.”
Mijn oudste zoon knikt en zegt zachtjes: “Is goed, mam.”

‘De doos’ is inmiddels ruim 19 jaar in zijn leven. Het is een grote plastic bak met een rode deksel. Zijn kleinere broer heeft er ook een maar daarvan is de deksel geel. Dat is om het onderscheid tussen hen duidelijk te houden. En voor mij van groot belang wanneer ik snel en doortastend moet zijn – soms met gevaar voor eigen leven- om iets te pakken te krijgen, waarvan ik vind dat het in die doos thuishoort.
Momentopnames zitten erin. Getuigen zijn ze van iets dat geweest is terwijl je aan het levensreizen bent. De doos is een stilstaan bij de vele ontmoetingen en belevenissen die je al hebt gehad en die je middels de doos nog eens kan bezoeken.

Het aanstaande vertrek van mijn oudste zoon om in Nederland Psychologie te gaan studeren, is er de reden van dat ik graag samen met hem de momenten tot nu toe door wil nemen. Vooral ook om hem aan de dingen te herinneren die hij al bijna vergeten is en die ik graag nog eens wil inbedden in zijn geheugen.

“Heb jij dit geschreven?” vraagt hij. In zijn handen ligt het plakboek waarin ik alles optekende dat met zijn komst op deze wereld te maken had. Van de groeicijfers van mijn buik waarin hij rondspartelde naar het lijstje met namen tot aan zijn geboorte en de daaropvolgende kraamtijd. “Da’s veel tekst, mam.” Ik moet lachen. “Ja, daar moest ik het een en ander over kwijt,” zeg ik. “Want het was heel bijzonder om je te krijgen.”
En ik weet dat ik hem zojuist opnieuw heb laten voelen hoe verschrikkelijk welkom hij was.

Het eerste babytruitje en zijn knuffels zitten erin. Ik zie een hand over het hoofd gaan van een van de visjes die ik ooit voor hem naaide. “Wat zijn ze zacht, mam.”
Die knuffels waren zijn maatjes. Hij sleurde ze overal mee naar toe. Ook als hij uit logeren ging. Zo was ik er toch in het niet-bij-hem zijn. Een gevoel van geborgenheid en veiligheid meegevend dat hij kon aanspreken wanneer hij dat nodig had. En terwijl hij nu zijn knuffels aait, hoop ik ten stelligste dat deze herinnering er goed is ingeprent.

Een brief aan Sinterklaas heeft hij gepakt. ‘Ik hoef dit jaar helemaal niks, Sint’ staat erin. Hij leest het hardop voor en begint te lachen. “Dat weet ik nog. Ik had al zoveel gekregen en schreef een brief voor de Sint. Die stopte ik in mijn schoen. Je hebt hem eruit gejat!”
Quasi schuldbewust kijk ik naar mijn oudste en ik glimlach. Dankbaarheid heeft zojuist extra aandacht gekregen.

Een schoolagenda uit de lagere schooltijd wordt opgevist uit de doos. “Esta pret… shit…ik deed niet echt heel erg mijn best, toen. Dat gaat straks heel anders, mam. Let maar op.” De agenda wordt op de bankleuning gelegd en ik geef hem een bemoedigend klopje op zijn been. Mooi zo’, denk ik.

De beste tekeningen en zijn wedstrijdzwemdiploma’s toveren een lach op zijn gezicht. Even ligt hij weer in het Riffort en crawlt door het bad. De tekeningen worden uitgebreid bekeken. “Leuk. Wow, best goed wat ik met dat potlood deed.” Een krantenknipsel van een toneelvoorstelling waaraan hij meedeed, levert me een knipoog op. “Tja, behalve studeren moet ik ook andere dingen blijven doen, he mam.”

Voor de liefdesbrief die hij een meisje schreef, heb ik voor mijn leven moeten rennen. Hij wilde hem verscheuren. Ik was net op tijd. Het was een reactie op een afwijzing die ooit veel pijn heeft gedaan. Hij liet daarin zijn hart spreken. Een prachtige brief is het.
Terwijl hij hem leest kan ik aan zijn gezicht zien dat hij zich met elke zin die hij ,nu jaren later, tot zich neemt, even weer beseft, welk talent hij in huis heeft en hoe goed hij in staat is, te uiten wat hij voelt.

Als laatste komt er een kaartje uit de doos. Hij vouwt het open en geeft het nadat hij het gelezen heeft aan mij. ‘Ik hau van jau, mama’ staat erop met alle ‘ou’s verkeerd gespeld. Ik ken dit kaartje, maar ik was het vergeten.
“En dat, mama, zal altijd zo blijven”, zegt mijn oudste terwijl hij de tranen van mijn wangen veegt.