column | De vrouwen van Afghanistan

Twintig jaar geleden kreeg ik ruzie met een intellectueel toen ik zei dat ik niet geloofde in de inval van het Westen in Afghanistan. “Wat ben jij voor vrouw? Weet je dan niet hoe de mensen en vooral de vrouwen daar moeten leven? …”

Twintig jaar geleden kreeg ik ruzie met een intellectueel toen ik zei dat ik niet geloofde in de inval van het Westen in Afghanistan. “Wat ben jij voor vrouw? Weet je dan niet hoe de mensen en vooral de vrouwen daar moeten leven? Zonder kansen, zonder gelijkheid, als objecten, als eigendom? Hoe kun je zo denken?”
De intellectueel was een oudere man, veel wijzer natuurlijk dan ik. Per definitie, omdat hij grijs, man en de leeftijd van mijn vader had.
“Ik geloof niet in opgelegde verandering, echte verandering moet van binnenuit komen,” was mijn antwoord. “In plaats van al die millitairen sturen, kunnen ze beter ladingen dollars, boeken, CocaCola en Levi-spijkerbroeken uit vliegtuigen naar beneden gooien.”
Het was een kort door de bocht antwoord. Maar de kern zat in de eerste zin. Als ik ook wijs en grijs was geweest, had ik het waarschijnlijk bij die eerste opmerking gelaten.

Bovendien was die invasie niet bedoeld om de vrouwen van Afghanistan te bevrijden. Het was een represaille actie. Om terroristen te pakken en het land te straffen waar die terroristen vandaan kwamen. De vrouwen waren hier bijzaak. Maar hun situatie kon wel ingezet worden voor de propaganda ter rechtvaardiging van de invasie. Zoals netjes werd herhaald door de intellectueel waarmee ik in ruziegesprek was.

En daar kwam nog bij, met zekerheid omdat ik op het Caribische eiland Curaçao leef dat regelmatig in de clinch ligt met Nederland, dat ik redelijk ‘allergisch’ ben voor het almachtige Westen met die dominante houding ten aanzien van waarden en normen en de weerstand om te accepteren dat niet iedereen het op dezelfde manier kan, wil of hoeft te doen. Dit heb ik tijdens dat gesprek helaas allemaal niet gezegd. Misschien heb ik het ook later pas bedacht… toen ik wat wijzer en grijzer werd.

We zijn nu twintig jaar verder en in bizar tempo worden na het terugtrekken van de invasietroepen alle van buitenaf opgelegde vrijheden en mensenrechten in Afghanistan tot niets gereduceerd. Alsof dat land twee decennia lang in een bubbel heeft mogen leven die nu in een maand tijd volledig wordt lekgeprikt. Twintig jaar is door de Taliban en andere streng islamistische groeperingen naar dit moment toegewerkt. En met duizelingwekkende snelheid worden de afgelopen twintig jaar van vrijheid teruggedraaid. Alsof zij niet hebben bestaan. Met dezelfde modus operandi die voor de inval werd gehanteerd. Met geweld gerechtvaardigd door de Sharia wetgeving. Terug bij af dus vooral voor de vrouwen. Want ook dit is een opgelegde verandering en geen verandering van binnenuit. Gelijk hebben, heeft soms een wrange bijsmaak, was mijn eerste gedachte terugdenkend aan het gesprek van toen.

Van de auteur Khaled Hosseini

In het kader van deze gebeurtenissen besloot ik deze maand Khaled Hosseini opnieuw te lezen en bevond mezelf al snel in een vreemd soort deja-vu/deja ecrit situatie die live op televisie te volgen was. In De Vliegeraar maakte ik opnieuw kennis met de etnische en religieuze verdeeldheid, de conflicten tussen krijgsheren en de daarmee gepaard gaande onrust voor de bevolking van Afghanistan. Veertig jaar bewind onder een Sjah, dan republiek, een Russische invasie, een burgeroorlog, de Taliban en de Amerikaanse invasie in 2001. Tot daar gaat De Vliegeraar. De realiteit van nu staat er pijnlijk helder in beschreven. Het is precies hetzelfde als toen de Taliban in 1996 het land overnam.

In Duizend Schitterende Zonnen staat de positie van de Afghaanse vrouw centraal. Het verhaal speelt zich practisch in dezelfde periode af als De Vliegeraar maar gaat dieper in op wat al die onrust, achtereenvolgende oorlogen en invasies voor vrouwen van verschillende etnische achtergrond hebben betekend. En hoe zij binnen die beperkingen nog naar licht zochten. Ook deze scenes – opgetekend twintig jaar geleden- zijn nu opnieuw live te volgen in de nieuwsberichten.

Ik werd er boos, verdrietig en machteloos van. Totdat… totdat ik zag dat de vrouwen van Afghanistan opstonden. Ik zag protesterende vrouwen ondanks dat ze net als twintig jaar geleden door de Taliban met een zweep worden geslagen en opgejaagd. Ik zag vrouwen met een afgeplakte mond en tekstborden waarop staat dat zij hun rechten opeisen. Ik zag vrouwen ervoor vechten niet opnieuw het slachtoffer te worden van gevolgen van keuzes die de mannen van het Westen én de mannen van de eigen regio hebben gemaakt.

Broos, voorzichtig en opnieuw verplicht gehuld in burka’s staan zij op. Zij zijn de noor (het licht) van Afghanistan. Zij zijn de verandering van binnenuit. Maar ze kunnen dit niet alleen. Niet met het Talibangeweld waarmee wat een mens kan verdragen systematisch uit je wordt gesloopt. Wie daarvan overtuigd moet worden, raad ik aan De Vliegeraar en Duizend Schitterende Zonnen (nog) eens te lezen.

“Wat ben jij voor een vrouw?” vroeg de intellectueel mij twintig jaar geleden. Het antwoord daarop wil ik dan nu wel geven: Ik ben niet een vrouw. Geen van ons is één vrouw. We zijn ze allemaal. En we zijn wat vrouwen over de hele wereld, die nog altijd bestuurd wordt door mannen, wordt aangedaan. We staan soms machteloos maar niet zonder veerkracht. En vanuit loyaliteit met en empathie voor elkaar, kunnen we de verandering van binnenuit bewerkstelligen.

Daarom schrijf ik dit stuk vandaag. Om vanuit Curaçao het enige te doen dat ik met mijn machteloosheid kan doen: mijn bijdrage leveren om dit onderwerp onder de aandacht te houden. Omdat ik ze voel. De vrouwen van Afghanistan.