Ze heeft een tuin om haar huis waarin drie honden en een auto wonen. Als ze uitgaat, willen ze alledrie mee. Haar honden kruipen dan door de gaten in het hek en rennen achter haar bumper aan. De hele straat door. Zolang ze haar bij kunnen benen. Zo is het altijd geweest en zo zou het altijd moeten blijven. Dat is wat haar betreft.
Al een tijdje echter, wordt de rust in haar omgeving verstoord door oprukkende economische ontwikkelingen. Haar panorama heeft een groeiend passe-partout van huizen gekregen. Een deel van haar uitzicht wordt tegenwoordig door het dak van iemands paleis in aanbouw versperd. Er zwerft wit stof door de lucht. Machines strooien met onnatuurlijke geluiden. Werkmannen vloeken en schreeuwen hard naar elkaar. Om boven het geluid van de radio uit te komen.
Het past niet bij haar. Deze drukte. Deze oor- en oogvervuiling. Deze toenemende omlijsting van haar vergezicht. Het bedrukt haar. En als ze het niet meer verdragen kan, dan neemt ze haar auto, haar dravende honden en rijdt ze voorbij aan de kaders die mensen haar hebben opgelegd. Vandaag, startte haar auto niet…
Hij ziet hoe ze van haar heuvel afrijdt. Hij ziet haar elke dag. Dwars door de witte stofwolk om hem heen. Vaak trekt ze heel vluchtig aan hem voorbij. Soms glijden haar ogen over het huis waaraan hij werkt. Altijd voelt hij die blik. Haar beschuldigende machteloosheid. Het slaat hem in het gezicht. Verbeten pakt hij dan zijn hamer weer op en ervaart tot diep in zijn botten de peilloze afstand tussen hem en haar.
Hij kijkt naar haar wegrijdende auto en ziet hoe zij tot stilstand komt langs de kant van de weg. Hij hoort de weigerende motor. Haar honden drentelen rond haar voertuig en lopen snuffelend de mondi in als zij niet uit haar auto stapt. Vanaf het dak van andermans paleis voelt hij haar wanhoop. Ze draait de sleutel steeds rond in het contact op zoek naar een geheime connectie. En hij proeft het, hij weet het haast zeker. Vandaag komen zijn en haar wereld samen.
Hij daalt af naar de straat en waagt zijn kans zonder een woord te spreken. Hij steekt zijn handen uit naar haar wagen en plant ze stevig tegen de kofferbak. Zijn benen staan schrap, zijn kuiten gespannen. Hij duwt haar, verhelpt haar ongemak. De auto start. Ze lacht opgelucht en zwaait terwijl ze hem achterlaat. Maar hij mist het moment, want in zijn broek hangen grauwende hondenkaken.
Opgedragen aan AF Uit Woestijnzand ©Elodie Heloise