verhaal | De zin(nen) van Bernadette Heiligers

Compacte zinnen zijn het, die bestaan uit zorgvuldig en functioneel aaneengeregen woorden waarin een beeldwereld huist die het boek voor iemand zoals ik vijf keer zo dik maakt.

Alweer, dacht ik toen mijn hand de roman Van zo ver gekomen van de boekenplank haalde om mee te nemen naar de slaapkamer waar ik elke avond lees voordat ik de dag voor gezien hou. Het zou de derde keer zijn, binnen een jaar, dat ik me in het meest recente boek van Bernadette Heiligers ging verliezen. Overigens was ik het helemaal eens met mijn hand.

Waarom? Om de zinnen. De zinnen die Bernadette heeft neergepend in dit amper 132 pagina’s tellende boek. Compacte zinnen zijn het, die bestaan uit zorgvuldig en functioneel aaneengeregen woorden waarin een beeldwereld huist die het boek voor iemand zoals ik vijf keer zo dik maakt. Geen woord te veel staat erin (oké misschien eentje) en met dit minimum aan woorden zet deze schrijver rake typeringen neer en roept zij tegelijkertijd hele rijke beelden op die in mijn hoofd blijven nasmeulen.

Laat me een paar van die zinnen delen:

Abuela, ooit vroedvrouw in dit afgelegen district van het mooie Santo Domingo, gooide haar voordeur open naar het labyrint van hellende stegen die tegelijk als riolering dienden en waar huisjes van verroeste golfplaten en karton tegen elkaar leunden.

Ik zie die sloppenwijk voor me. De smalle gangen die lukraak op elkaar aansluiten en waar buitenstaanders zonder uitzondering verdwalen. Ik zie abuela die daar woont in dat ‘dorp’ van bij elkaar gekropen verschoppelingen zonder enige vorm van privacy; een stuurse vroeg oud geworden vrouw met grove handen waarmee talloze baby’s voor het eerst kennis maakten met de wereld. Ik ruik het riool, hoor hoe de wind de golfplaten doet trillen en zie hoe het karton bruine vlekken krijgt van de regen. De angst kan ik voelen voor een windvlaag of plensbui die het hele kaartenhuis in elkaar kan laten storten. En ik kan de mensen zien die Bernadette niet beschrijft maar die er ook moeten wonen. Ze krioelen door elkaar als kakkerlakken in een beerput. Honger en armoede leven in deze buurt zonder dat er melding van wordt gemaakt.

Het is maar één zin. Een zin van achtendertig woorden. Een zin die voor mij al bijna een film op zich is. Door wat de schrijver me niet vertelt.

Een ander voorbeeld:

Ondanks mijn smeekbedes werd ik iedere morgen levend wakker, totdat ik de hoop verloor ooit met mijn moeder verenigd te worden.

In deze zin heeft Bernadette een rouwproces gevangen dat in werkelijkheid weken zo niet maanden moet hebben geduurd. En toch staat alles er. Het verdriet dat niet te dragen is, het gesprek met God – in wanhoop aangeknoopt – om er een einde aan te maken door te smeken om hetzelfde lot, de teleurstelling bij het ontwaken dat het leven er nog is en dus ook het verdriet en de pijn. En dan het harde besef dat er niets zal veranderen, dat je moet aanvaarden dat je er alleen voor staat. Het startpunt van de nieuwe realiteit voor dit kind dat verder moet zonder moeder. Magistraal neergezet.

Of deze zin:

Een aardappel en een sperzieboon.

Deze vijf woorden typeren twee mensen in het boek. Een man en een vrouw die in de laatste stuiptrekkingen van een relatie zitten. Dat zij een vreemd stel zijn, blijkt al uit de keuze voor twee verschillende ‘groenten’ die op zich goed bij elkaar zouden kunnen passen. Zowel op het Nederlandse als op het Caribische bord. Dat wil zeggen als losse onderdelen. Geprakt en door elkaar gehusseld ontstaat er namelijk een nogal mislukt smakeloos geheel.

Daar komt nog bij dat de aardappel als basis voor vrijwel elke maaltijd kan dienen terwijl de sperzieboon toch meer op zichzelf staat. Een rake vergelijking wanneer het gaat over de verhouding tussen Nederland en het Caribisch deel van het koninkrijk:

De vrouw is te ‘groen’ om zich aan te passen aan het leven op Bonaire. Ze is pinnig, heeft scherpe meningen en vooroordelen die ze ventileert vanuit haar realiteit van witte Nederlander. Hij, een Bonaireaan, kruipt in zijn schulp, maakt bijna letterlijk een ingedoken bal van zichzelf om te schuilen voor haar frustraties die zij op hem af blijft vuren en waarmee ze door hem heen wil ‘prikken’. Hij is als zovelen op de Caribische eilanden die moeten dealen met invloeden van buitenaf; zolang het gaat zal deze aardappel proberen onderdeel te blijven van het gerecht in de overtuiging dat de aardappel op zich als maaltijd niet voldoende is. Een overtuiging die langzaam losweekt omdat er geen andere mogelijkheid lijkt te zijn om van die sperzieboon af te komen. Dan maar liever voortaan alleen aardappels eten. Dat is wat die zin ‘Een aardappel en een sperzieboon.’ met mij doet.

En dan tot slot mijn favoriete zin uit dit boek van Bernadette Heiligers:

Pas later drong het tot me door dat etiquette het aanstellerige zusje is van ethiek en dat het weinig met je binnenste te maken heeft.

In mijn hoofd ontmoet ik Etiquette als een nuffige jonge adolescente, nog lang niet droog achter de oren maar pretenderend al een hele juffrouw te zijn. Nagels, haar, kleding, auto, schoenen, tas en partner zijn zorgvuldig uitgekozen op de trends van de allerlaatste mode. Het toontje waarmee zij spreekt, is net iets te hoog, de oogopslag gepikt van de Insta page van een van de Kardasians en tot in den treure geoefend voor de spiegel. Ze zit daar met haar even nuffige vriendinnen in de meest populaire uitgaansgelegenheid van de week en smiespelt en ginnegapt om de serveerster met de verstandige maar ‘foute’ schoenen, roddelt over de vriendin die er niet bij is en klaagt dat de pedicure haar prijzen heeft verhoogd.

Toegegeven dit zit allemaal in mijn hoofd maar het is wel waar de schrijver mij met haar woorden ‘aanstellerige zusje van de ethiek’ naartoe brengt. Er staat geen woord van op papier en toch is het er. Dat is de kracht van de zinnen van Bernadette Heiligers.

De roman Van zo ver gekomen van Bernadette Heiligers kwam in 2021 uit bij Uitgeverij Indeknipscheer.