Truth…

Vertel me hoe ik het begin verander.’

De vraag komt heel duidelijk binnen. Evenals de beelden die deze vrouw bij zich draagt. Shon Mi rilt. De kou en de kilte waarin deze ziel heeft verkeerd reikt tot in haar botten. Dus dit is de begeleidster die Dominique bij zich draagt. Haar grootmoeder. Het antwoord dat ze voor haar heeft zal haar niet bevallen.

‘Een begin kan niet veranderd worden. Omdat het verbonden is met wat anderen al veel eerder voor ons begonnen zijn.’

De kaars op tafel flikkert. Woede. Nee, onmacht. Het is de onmacht die eronder zit die Shon Mi nu voelt. Ze ziet beelden. Die Dominiques grootmoeder naar haar toesmijt. Een aanschakeling van beelden die met een razende vaart hun verbondenheid onthullen.  Meisjes, vrouwen, moeders. Generaties terug. Geraakt door de liefde verloren gegaan. Een oude man naast een inheemse vrouw. In z’n hart de eroderende herinnering aan een dochter die hij nooit meer zal zien. Omdat hij haar moeder achterliet. Die moeder, schreeuwend bij een waterpoel. Getergd tot in het diepst van haar wezen door wat zij daar ziet. De pijn van deze confrontatie met een liefde die haar afgenomen werd en die er nu voor zorgt dat zij als moeder haar dochter, een jonge vrouw nog, wegrukt van haar hart. Shon Mi snakt naar de adem die niet haar maar een jonge man ontnomen wordt bij een waterpoel. Veel tijd krijgt ze niet om bij te komen. Marjan raast door. Naar een jonge vrouw op een schip die om deze verloren liefde er bijna toe komt een einde aan haar leven te maken en die in plaats daarvan slechts half sterft. Ze ziet een gesluierde vrouw staan voor het altaar als voor een slachtbank. Houdt even later een baby met afschuw van zich af. Een kind, een meisje, een vrouw nu, heeft toegang tot niet meer dan een half hart waarin de liefde waar ze naar snakt voor haar niet is. Ze verdient het niet. Omdat ze niet is wie ze had moeten zijn.

De kaars op tafel gaat tekeer. Flakkert, sist. En dan voegen de beelden zich samen. Tot verbindingslijnen van levens. In hoog tempo volgt het openbaren. Aan Marjan, aan shon Mi. Scherpe, heldere, duidelijke lijnen verbinden de gebeurtenissen met elkaar. Meedogenloos eerlijk vallen inzichten op hun plek. Zonder veroordeling geven zij toegang tot wat was, wat is en wat zal zijn. De vlam op de kaars is bewegingloos nu. Is een ingehouden adem voordat het besef komt. En shon Mi weet wat zij zeggen moet.

‘Wat anderen voor ons meemaakten komt mee in het volgende begin. Daar hoeven ons alleen maar bewust van te zijn. Wie werkt met wat zich op zijn pad voordoet, zorgt ervoor dat het punt waarop het volgende begin zich aandient dichter bij de liefde starten kan. En wij allen spelen daarin de rol die ons toebedeeld is. Totdat wij beseffen en bewust zijn dat wij juist in en door onze ervaringen een deel van diezelfde liefde zijn. Dat is de enige waarheid, Marjan.’

De kaars laait op nu. Tot een hoge vlam. Als een borstkas die na een langdurige benauwdheid vrij ademen kan. Sissend druipend kaarsvet. Nog eenmaal een hoog oplaaiend vuur en dan gaat de vlam uit.

Shon Mi’s gezicht is nat van tranen die niet van haar zijn. De stoel voor haar is leeg nu, weet ze. Marjan heeft haar verlaten. Er is niemand meer. Het is klaar voor vannacht. En de glimlach die ze de nacht instuurt, vlak voordat ze haar deur sluit, is voor de grootmoeder van Dominique. Die shon Mi’s woorden begrepen heeft.’

uit: Work in progress, een roman